Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Huil, [108]gij poort, schreeuw, [109]gij stad! gij zijt [110]gesmolten, gij gans Palestina! want [111]van het noorden komt [112]een rook, en er is geen eenzame [114]in zijn samenkomsten. 108. Versta hier door de poort de regenten en voornaamsten der Filistijnen, die in de stadspoorten samenkwamen. 109. Dat is, gij steden; te weten in het land der Filistijnen gelegen. 110. Te weten, van schrik en vrees. 111. Dat is, uit Judea, hetwelk tegen het noorden van de Filistijnen gelegen is. 112. Dat is, een krijgsheir, hetwelk doorbijten en doordringen zal als de rook; te weten Hizkia met zijn leger. 113. De zin is: Daar zal zich niemand verwijderen, maar de Joden zullen u eendrachtig en met hopen aanvallen en overvallen; zij zullen gelijkelijk gereed zijn om u te overvallen. 114. Dat is, in zijn heirleger. Anders: in zijn bestemde tijden; dat is, als die dag, dien de Heere bestemt, zal gekomen zijn, om voort te trekken.